Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om inhoudelijk in te gaan op de diverse plannen. Dat is overigens niet mogelijk in een openbaar debat (zoals dat hoort) omdat een groot deel van de stukken onder geheimhouding berust. Wij hebben van deze stukken als VVD fractie bewust geen kennis genomen. Het raadsbesluit van 30 november 2011 geeft, in samenhang met het raadsbesluit van 5 maart 2014, de kaders aan waarbinnen de wethouder kon handelen. De eerste optie is de variant met een supermarkt en als de onderhandelingen daarover op niets uitlopen de 2e variant zonder supermarkt.
In het coalitieprogramma van het huidige college staat nadrukkelijk aangegeven dat (ik citeer) “uitgangspunt is dat betrokken partijen invloed krijgen op de invulling van het gebied. De gemeente richt zich op de openbare ruimte en de ondernemers kunnen rekenen op een positieve en actieve houding van de gemeente bij initiatieven die door hen ontwikkeld worden. Zo kunnen wij samen de centrumfunctie versterken”.
Dat klinkt mooi en lovenswaardig maar de praktijk is kennelijk weerbarstiger. Diverse partijen die hebben getracht in het centrum plannen te ontwikkelen spreken van een weinig coöperatieve opstelling van de kant van de wethouder en van onduidelijkheden in de procesgang c.q. het achterwege blijven van toelichtende informatie op besluiten. Daarbij komt dat zowel HOV als centrumondernemers in onze richting hebben aangegeven zeer ontevreden te zijn over de wijze waarop de gemeente in dit dossier acteert.
De gang van zaken rond de recente biedingen is ronduit ontluisterend. Er wordt gecommuniceerd via sociale media en de pers, gelijk halen is belangrijker dan inhoud en de verwijten vliegen over en weer. Wij als raadsleden zitten erbij en kijken er naar. In de brief die wij over dit agendapunt mochten ontvangen wordt in de één na laatste alinea de raad nog eens haarfijn (juridisch onderbouwd) voorgehouden dat het college bevoegd is tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Voor ons rest slecht “wensen en bedenkingen” op een eventuele koopovereenkomst. Kortom, een “kinderhand moet maar snel gevuld zijn”.
Gelet op alle reuring rond het marktplan en de belangen die er voor het centrum op het spel staan, is deze inbreng van de raad “voor de bühne”, en als zodanig voor de VVD fractie onacceptabel. Vanuit onze controlerende rol als raad vinden wij dat de raad in de besluitvorming een duidelijke rol moet krijgen. Wij hebben er als fractie simpelweg weinig vertrouwen in dat de verantwoordelijk wethouder dit dossier tot een goed einde voor het centrum van Haaksbergen zal brengen en willen nadrukkelijk meedoen. Wij vragen concreet om de raad in positie te brengen door hem een oordeel uit te laten spreken over de plannen die in het voorjaar zijn aangebracht. Dat wil zeggen dat wij zowel variant 1 aan de hand van de plannen van LIDL/Roerink als het plan voor variant 2 van Nordwick v.o.f. willen kunnen toetsen. Wij hebben daarbij op voorhand geen voorkeur en achten ons meer dan in staat om een zorgvuldige afweging te doen op basis van vooraf duidelijk gestelde criteria, zoals ondermeer ruimtelijke inpassing, haalbaarheid bestemmingsplan en financiën. Uitgangspunt is wel dat de nieuwe functie voor het “gat in de markt” een publiekstrekker moet zijn en dat de passage via de Marktsteeg een aanwinst wordt voor het centrum. Daarbij is het ook van het grootste belang dat de sterk vertroebelde relatie met diverse partijen en de centrumondernemers wordt omgebogen naar een werkbaar niveau.
Graag horen wij van de verantwoordelijk wethouder “klip en klaar” of het college bereid is de raad de besluitvorming ten aanzien van het marktplan in handen te geven.